Het geloof is niet blindelings geloven
Geloof in het boeddhisme is geen blind geloof in een geopenbaarde waarheid die zichzelf met autoriteit zou opleggen en die niet in twijfel mag worden getrokken; noch hoeft te experimenteren.
Hij wilde niet dat zijn discipelen gelovigen zouden worden. Tot aan zijn allerlaatste les, nodigde hij hen uit om zelf de geldigheid van wat hij hun leerde te verifiëren door het te ervaren. Hij beweerde nooit iets bijzonders te hebben bereikt dat alleen een buitengewoon, bovenmenselijk wezen zou kunnen bereiken.
Hij ging gewoon naar het bewijs van de realiteit van het leven zoals het is, dat wil zeggen vergankelijk, zonder enige onafhankelijke substantie, onderhevig aan lijden als we deze realiteit weigeren en vrij van lijden als we ze accepteren.
Maar om het te accepteren, moeten we de gehechtheid aan onze mentale constructies opgeven, waarvan vals geloof in ons ego de belangrijkste is, als iets vaststaand, substantieels, dat we het middelpunt van de wereld maken, althans van onze wereld.
Dit egocentrisme is de hoofdoorzaak van ons lijden en voorkomt openheid voor een gezonde, belangeloze relatie met alle wezens; in staat tot liefde en mededogen.
(Bron: 108 Lumineuses Portes du Dharma – Roland Rech)